Toen Moeder Theresa in India vele volgelingen kreeg, kwamen die op een dag bij haar klagen. Ze waren zoveel tijd kwijt met hun gebedsleven, dat ze te weinig tijd hadden om de armen te helpen. Moeder Theresa nam hun klacht in overweging en enkele dagen later was haar antwoord: “We gaan meer bidden.”
Een vreemd antwoord als je de handen uit de mouwen wilt steken. Moeder Theresa koos voor gebed, omdat je alleen dan kunt blijven helpen, als je gevoed wordt door een diepe Bron, door God. Wie niet in zichzelf keert, kan niet naar buiten gaan.
Zou Moeder Theresa hebben gekozen voor meer armenzorg, dan zouden meer mensen hulp hebben gekregen. Maar ze was bezorgd dat haar zusters in al die ellende zelf uitgeput zouden raken? Als je dorst hebt en de put is leeg, wie kan je dan water geven?
In de eerste lezing komen we ook zoiets tegen. Toen het aantal leerlingen steeds groter werd, begonnen de mensen te mopperen; hun weduwen werden bij de dagelijkse zorg achtergesteld. De twaalf riepen de hele groep leerlingen bij elkaar en zeiden: `Wij mogen Gods woord niet verwaarlozen, we moeten samen blijven komen om te bidden. Alleen dan kunnen we meer mensen helpen. Zij begrepen dat je zonder spirituele voeding Gods werk niet kunt blijven doen. Je moet luisteren naar Gods Woord en samen bidden, om gevoed te blijven.
De eerste christenkerk groeit. En waar men in een kleine groep eerst nog aandacht kon hebben voor alle weduwen en wezen, lukt dat, nu de groep groeit en groeit, niet meer. Mensen voelen zich achtergesteld. De een krijgt meer zorg dan de ander. Hoe lossen ze dit op?
Ze doen het iets anders dan Moeder Theresa. Ze houden vast aan gebed en bezinning, maar er moet ook goeie zorg blijven. Men gaat de taken verdelen. 7 mensen die bekend staan als wijs en vol van Geest, krijgen de zorg over de armen en weduwen. De apostelen op hun beurt leggen zich toe op het gebed en het Woord van God. Terwijl de ene groep naar buiten gaat, keert de andere naar binnen, naar de kern, de Bron.
De 7 zorgers krijgen van de apostelen de handen opgelegd. En dit zegengebaar maakt hen bewust van de Bron die hen voedt: Jezus Christus. De zorgers doen hun taak niet enkel uit zichzelf, maar worden geleid en gevoed door God. Hiertoe keren ze telkens terug naar de gemeenschap, om te bidden en te luisteren naar het Woord van de Heer. Hun put valt niet droog, er is water genoeg.
In de evangelielezing horen we Jezus spreken over het huis van zijn Vader. Het huis van de Vader heeft bij ons verschillende betekenissen. Sommigen wijzen naar de hemel, de plek waar na de dood God op ons wacht. Anderen zien de kerk als het huis van de Vader. Weer anderen zeggen dat de mens zelf het huis van de Vader is. Het huis van ons lichaam, als het huis van de Vader. Jezus laat in het midden welk huis hij bedoelt, wel is de weg ernaar toe helder.
Om in het huis van de vader te komen, moet je de weg van Jezus volgen. Hij zegt, je hebt mijn weg gezien. Ga mensen genezen, spreken over het Rijk van God, opkomen voor weduwen en wezen, doe mensen die gebukt gaan onder het leven weer recht opstaan.
Zou Jezus al zijn goede daden uit zichzelf hebben gehaald, dan zou zijn Bron zijn opgedroogd. Zijn daden zijn zijn daden niet. Het is God die in Hem werkt. God is zo dicht bij Jezus, dat de Vader in Hem is en Hij in de Vader. Dat is meer dan bidden en luisteren naar het woord van God. God heeft zich in Jezus zo diep genesteld, dat Christus zelf het huis van de Vader is geworden. God woont in Hem en Hij in God. Zij zijn één. Jezus zegt: De woorden die Ik tot jullie spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf: het zijn daden van de Vader, die in Mij blijft. Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.
De lezingen van vandaag zijn een pleidooi om eens stil te staan bij wat we doen, om tot bezinning te komen. Herkennen we het gevoel dat we uitgeput kunnen raken van de vele dingen die we moeten doen? En herkennen we hoe we een langzame opdrogende put kunnen zijn. Waar halen we dan levend water vandaan? Worden we gevoed door God, door Jezus, heilige Geest of een andere Bron?
Zo als Jezus en God een zijn geworden is voor ons niet haalbaar. We mogen ons er wel door laten aanspreken, Jezus kan het water in onze put zijn. Wij kunnen wel kijken hoe de leerlingen van Jezus en hoe moeder Theresa ervoor zorgden dat er water in de put zou staan en de Bron niet opdroogt. Van hen kunnen we leren het huis van de Vader te onderhouden.
Een theoloog die zich bezighield met parochieontwikkeling, dus met de vragen hoe een parochie tot groei en bloei komt, had voor zijn onderzoek het vrijwilligerswerk in veel parochies onderzocht. Hij kwam tot de ontdekking, dat er veel goed werk werd gedaan, dat veel mannen en vrouwen een enorme inzet toonden om de parochie op te bouwen. Hij zag veel actieve mensen, die zich bijna niet afvragen: waardoor word ik eigenlijk gevoed? Uit welke Bron leef ik? Van waaruit komt mijn inzet? Waar leidt die inzet toe? Komt dit alles uit mijzelf of mag ik ook af en toe even bij de Bron gaan zitten om water te halen?
Zijn onderzoek werd een pleidooi voor bezinning en gebed, voor inkeer en geloofsgesprek. Het vele goede werk dat al werd gedaan, zou er mogelijk nog beter van worden. Want de werker zelf zou weten dat hij niet alles uit zichzelf haalt, maar dat God hem deze mooie weg helpt gaan. Want in het huis van mijn Vader kunnen velen hun verblijf houden. De theoloog gaf zijn boek de titel mee: eigenlijk wisten we het wel, maar we waren het vergeten.