Skip to main content

Overweging bij het afscheid door Wim van Reen:

Ik zie mijzelf nog boven aan de trap zitten, samen met mijn broertje en zusje, terwijl er allemaal mensen ons huis binnenkomen. Het leek wel een geheim genootschap, maar later begreep ik dat mijn ouders participeerden in gespreksgroepen.

Het tweede Vaticaanse concilie had de kerk bij de moderne tijd willen brengen en daar werd in gespreksgroepen over gesproken. Mijn ouders waren kritisch kerkbetrokken en lid van Open Kerk, waar de nieuwe tijd van de kerk werd besproken.

Ik denk dat in mij het mosterdzaadje van kerk en geloof thuis, misschien wel boven aan de trap, werd geplant. Ik ging theologie studeren. Ik heb weleens gedacht dat het zaadje daar kon ontkiemen. En tegelijk werden er door medestudenten en hoogleraren weer nieuwe zaadjes bij geplant. Zo werd er bijvoorbeeld in mij zangzaad geplant, want als lid van het studentenkoor, heb ik geleerd om biddend te zingen. De liefde voor spiritualiteit, voor de bijbel en voor nadenken over levensvragen werd er aangewakkerd.

In Arnhem trok ik voor het eerst een gebedsmantel aan als parochiepastor. Ik mocht in de parochie mosterdzaadjes van God gaan planten. Zijn de zaadjes ontkiemd? Zijn ze in parochianen uitgegroeid tot bomen? Als zaaier kun je enkel vertrouwen dat God het groeiproces een handje helpt. De zaaier zal zelf de boom niet gauw zien.

Waar ik een zaadje mocht zien ontkiemen, was ik een dankbaar mens. Een vicevoorzitter van het parochiebestuur in Arnhem zat niet goed in zijn vel. Hij dreigde zichzelf voorbij te lopen. Het besturen viel hem zwaar, maar hij bloeide op in een koor.

Ik stelde met hem vast, dat hij de bestuurshamer zou neerleggen, want ook ik zag liever een koorzanger met zin zingen, dan een bestuurder kruipen.

Enige tijd later was de lucht voor hem geklaard, hij zat weer goed in zijn vel, bij het koor, en de spiritualiteit die hem kenmerkte was terug. Het voelde een beetje als Pasen.

Ik sprak een keer mijn zorgen uit over een snel krimpend koor. Ik zag enkele leden op hoge leeftijd met ernstige ziektes onder de leden. Een koorbestuurder deelde die zorgen.

Het koor wilde graag zijn 50 jarig bestaan vieren. In overleg hebben we met Pinksteren het feest gevierd en hebben het koor opgeheven. Het was nu aan de heilige Geest om een nieuwe weg te vinden.

Werd hier een mosterdzaadje geplant? Enige tijd later werd de muziek in de kerkruimte door een cantor op mooie wijze ingevuld.

Ik heb gezien hoe andere mensen mosterdzaadjes hebben geplant. Een parochiaan wist telkens als er bij de koffie geroddeld werd over anderen, het gezelschap te wijzen op het ondermijnende karakter hiervan, en dat het evangelie ons toch iets anders voorhoudt.

Een parochiaan heeft jaren onverkocht brood opgehaald bij bakkers en anoniem verdeeld onder gezinnen die het niet breed hadden. Er worden altijd nog mosterdzaadjes geplant. Ook vandaag is er weer een mosterdzaadje geplant. Ik kijk achter mij en zie een koor samengesteld door parochianen van alle parochiekernen.

Wie weet kan dit zaadje zoveel groeikracht in zich hebben, dat het gaat ontkiemen en mensen weet aan te steken met het vuur van zo samen kerk willen zijn. Ik zie acolieten en lectoren van de beide parochies meedoen in deze viering. Weer een mosterdzaadje? Zal er een boom uitgroeien? Wie zal in de schaduw onder die boom kunnen zitten?

De wereld en de kerk hebben dringend behoefte aan mensen die mosterdzaadjes blijven planten. Simpelweg omdat er geen andere manier is om de best denkbare wereld en best denkbare kerk samen te maken. De zaadjes die geplant worden zijn vervuld van vrede, verzoening, vriendschap, vertrouwen.

Gelukkig zijn er zulke mensen, ook in onze parochies en parochiekernen. Zorgzame mensen, met een vriendelijk woord, gastvrije mensen, die met elke lach en elk gebaar een zaadje planten.

Ik geloof heilig, dat God elk klein gebaar, elk lief woord, elke vriendelijke begroeting koestert en het zaadje water geeft, want Hij wil niets liever dan dat er een boom uitgroeit. Waar mensen zich thuis voelen en hun gelovige nestjes kunnen bouwen.

God heeft elke mens nodig om de boom te laten groeien. Elk talent is gevraagd. In de tweede lezing kunnen we enkele talenten herkennen. Als de mosterdboom van God er eenmaal staat, is een gemeenschap dicht in de buurt gekomen van de ideale kerk zoals die in de eerste lezing te zien is.

Een kerk waar mensen veel voor elkaar over hebben, waar eigen belangen ondergeschikt zijn aan wat goed is voor ieder.

Ik hoop dat ik een beetje heb mogen bijdragen aan Gods droomkerk. Ik hoop dat ik Gods mosterdzaadjes in goede grond heb kunnen leggen, en mooier nog hoop ik dat er enkele zijn ontkiemd.

Ik ben de Eeuwige en Algoede dankbaar, dat Hij mij boven aan de trap bij mijn ouders heeft zien zitten en naar beneden heeft geroepen om samen met Hem op weg te gaan naar zijn Rijk.

Dank u wel voor het vertrouwen dat u in mij hebt gehad, zodat ik uw pastor mocht zijn. Het was goed.

X